ARTICULATIESTOORNISSEN
1. fonetische articulatiestoornis
Het betreft hier stoornissen waarbij spraakklanken niet of verkeerd uitgesproken worden. Het kan dus zowel om een weglating, vervanging of vervorming gaan. De bekendste articulatiestoornissen zijn het lispelen en het niet kunnen uitspreken van de [r]. Soms komt een meervoudige articulatiestoornis voor. Daarbij worden verscheidene klanken weggelaten, vervangen of vervormd. Bij open neusspraak ontsnapt er te veel lucht langs de neus. Bij gesloten neusspraak ontsnapt de lucht bij vorming van de nasale medeklinkers [m], [n], [ng] door de mond.
2. fonologische articulatiestoornis
Het kind spreekt onverstaanbaar en er is sprake van een inconsistent en onregelmatig foutenpatroon. Het kind kan meestal de klanken afzonderlijk uitspreken, maar maakt fouten bij het gebruik van de klanken in een woord. Zo zet het kind tijdens het spreken de verkeerde klanken in een woord, vervangt de klanken door andere (vb. bad – bak). Fonologische vereenvoudigingsprocessen zijn normaal en horen bij de spraakontwikkeling van een kind. Sommige kinderen blijven vereenvoudigd spreken op een leeftijd waarop leeftijdsgenootjes dit niet meer doen. Vanaf de leeftijd van 4 jaar zou het kind goed verstaanbaar moeten zijn voor de omgeving en zijn alle klanken verworven.
AFWIJKEND MONDGEDRAG
Er bestaat een duidelijk verband tussen mondgewoonten en articulatie. Afwijkend mondgedrag, zoals mondademen, duimzuigen en tongpersen (foutief slikken), resulteert vaak in een spraakstoornis. Er is ook een verband tussen gebitsafwijkingen en afwijkende mondgewoonten. Het komt wel vaker voor dat de logopedist afwijkende mondgewoonten en articulatie samen behandelt. De orthodontist behandelt dan de gebitsafwijking.
MOTORISCHE SPRAAKSTOORNISSEN (DYSARTHRIE)
Bij kinderen met een aandoening van het zenuwstelsel is meestal ook de spraak gestoord. Bij kinderen gaat het om hersenverlamming of een spierziekte. De spraak is moeilijk verstaanbaar omwille van een stoornis in de spierspanning en/of de coördinatie van de spieren. De logopedist geeft oefeningen om de spraak en de andere mondfuncties te verbeteren. Daarnaast wordt er ook gezocht naar hulpmiddelen om de spraak te ondersteunen of te vervangen.
STOTTEREN
Stotteren is een stoornis in het vloeiende verloop van de spreekbeweging. Stotteren kan zich uiten in het herhalen van klanken of woorddelen, het aanhouden van klanken of het blokkeren bij het op gang komen van de stemgeving en de articulatie. Naarmate de stoornis ernstiger wordt, treden secundaire gedragingen op. We zien dan bijvoorbeeld negatieve emotionele en cognitieve reacties. Deze kunnen resulteren in spreekangst en vermijdingsgedrag. Stotteren begint nagenoeg steeds tussen het tweede en het zevende levensjaar. Vroegtijdig ingrijpen is cruciaal om stotteren niet te laten evolueren tot een handicap.
VERBALE OF SPRAAKONTWIKKELINGSDYSPRAXIE (SOD)
Spraakontwikkelingsdyspraxie is een complexe spraakstoornis. Bij deze kinderen verloopt het plannen, afstemmen en controleren van de bewegingen die nodig zijn om te spreken niet goed. Het kind is hierdoor niet goed verstaanbaar. De onverstaanbaarheid neemt toe bij langere woorden en zinnen. Ook andere activiteiten waarbij specifieke mondbewegingen vereist zijn lukken soms niet goed, zoals eten, drinken, blazen, zuigen, …
Kenmerken:
- er is geen vlotte overgang van de ene klank naar de andere
- inconsistent foutenpatroon
- overdreven of ontbrekende klemtonen leggen, staccato spreken
- stille baby, weinig pogingen tot imitatie
- kind gebruikt gebaren
- klinkerspraak
- slechte verstaanbaarheid
- hetzelfde woord wordt op verschillende manieren uitgesproken (bv. mandarijn, handahijn, mendelijn, …)
kleuter